Het Oost-Indisch Huis
Al lang voor de Gouden Eeuw was Hoorn een belangrijke handelsstad. De inwoners van de stad waren actief in de haringvisserij, de Oostzeehandel en de handel op Frankrijk en Portugal. Vanaf de zestiende en zeventiende eeuw werd de Noord-Hollandse havenplaats onmisbaar voor de internationale handel, scheepvaart en scheepsbouw. Hier vestigde zich een afdeling van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Toen de VOC werd opgericht, huisde de Hoornse ‘kamer’ van de handelsmaatschappij nog in het oude Geertenklooster in de Nieuwstraat. In 1676 werd een herenhuis in de Muntstraat aangekocht: het Oost-Indisch Huis. Hier bevond zich vanaf dat moment het dagelijks bestuur van de handelscompagnie van Hoorn. Dit kantoor handelde onder het centrale bestuur van de VOC, de Heren XVII. Hoorn rustte zelf schepen uit voor de handel op Indië en stuurde afgevaardigden naar het centrale bestuur.
De buitenkant van het Oost-Indisch Huis herinnert ons nog steeds aan vroegere tijden: in het driehoekige fronton op de gevel houden vier engeltjes (putti) het monogram van de Hoornse VOC vast.